Het zijn de volwassenen die oorlog maken. Maar omdat kinderen afhankelijk zijn van volwassenen, lijden ook zij onder de gevolgen van de oorlog. De vier basisrechten van kinderen zijn recht op leven, liefde, zorg en vrijheid. In een oorlogssituatie worden die rechten vrijwel altijd geschonden: kinderen lopen gevaar hun leven en vrijheid te verliezen, en de liefde en zorg van hun ouders en familie te moeten missen. Ze lopen gevaar mishandeld te worden en misbruikt. Dit misbruik gaat zover dat er soms kinderen als wapen worden ingezet.
Om weerstand te kunnen bieden aan het beter uitgeruste leger van Saddam Hoessein zette Iran in de eerste Golfoorlog van 1980 tot 1988 massaal kinderen in aan het front. Duizenden kinderen werden in de eerste frontlinie het mijnenveld ingestuurd om de mijnen te laten ontploffen of om zich met een granaat in de hand voor de vijandelijke mitrailleurs te werpen. In totaal zijn er meer dan 100.000 kinderen jonger dan 16 jaar op deze manier omgekomen.
Dagelijks leven in oorlog
In een land waar vrede heerst, voelen we ons over het algemeen veilig. Er is voldoende voedsel, en tijd voor spelen en sporten. De kinderen gaan school, en kunnen aan hun toekomst denken. Wat ze willen worden en willen bereiken. Voor kinderen die leven in een land in oorlog is dat allemaal anders. Voor hen is het dagelijks leven onveilig, ze kunnen vaak niet naar school, er kan gebrek aan voedsel zijn, en ze moeten zich steeds zorgen maken over het welzijn van hun familie en van zichzelf. Het is moeilijk in een oorlog te overleven, laat staan dat je vertrouwen hebt in een goede toekomst.
Als kinderen in de frontlinies van de gevechten terecht komen is het gevaar op dood, verwonding en verminking groot. In de periode 1987 tot 1999 kwamen twee miljoen kinderen om. Zes miljoen kinderen werden ernstig gewond of permanent gehandicapt.
Op de vlucht voor het geweld
Vaak moeten kinderen met hun ouders en familie het geweld ontvluchten naar buurlanden waar het veiliger is. Voor die veiligheid betalen ze vaak een hoge prijs. De kinderen worden dakloos, en stateloos. Vaak worden ze opgevangen in vluchtelingen kampen, waar ze soms jaren moeten blijven en de hoop op terugkeer naar hun eigen land steeds kleiner wordt. In de kampen zijn ze afhankelijk van voedselhulp, en vaak zijn de hygiënische omstandigheden slecht zodat er veel kinderen ziek worden. Je zou zeggen dat de mensen in de vluchtelingenkampen saamhorig zouden wezen, ze zijn immers allemaal slachtoffer van hetzelfde lot? Maar dat is niet het geval. Bij de uitdeling van voedsel komt het voor dat de sterkere mensen en de mannen de vrouwen en kinderen wegduwen. Er gaan meer kinderen dood tijdens de vlucht en in de opvangkampen dan er kinderen tijdens de gevechten sneuvelen.
Getuigenissen
In september 1999, toen de oorlog begon, ging Amina nog steeds naar school in Grozny. De inwoners hoopten dat de oorlog niet lang zou gaan duren. Op 8 oktober was Amina nog op school toen vliegtuigen de hele stad begonnen te bombarderen. "Het hele schoolgebouw trilde en de kracht van de explosie brak alle ramen. Het leek net een aardbeving, maar aan het oorverdovende geluid konden wij horen dat er gebombardeerd werd. We waren allemaal in shock en we keken naar de leraar die de hele situatie onder controle probeerde te houden. Maar er was chaos in de schoolgangen; iedereen huilde, schreeuwde, probeerde weg te rennen. Op weg naar huis kwam ik mijn moeder tegen die naar me op zoek was. Het bombarderen begon een paar dagen later opnieuw: een vreselijk geluid. Ramen en daken werden opgeblazen. Een bom viel op het huis van onze buren waar een grote familie woonde. Ik kende alle kinderen, ze waren mijn vrienden. Vier zijn omgekomen en de ouders en de andere kinderen waren zwaargewond. Ik zag de stoffelijke resten van de kinderen. Armen, voeten en andere lichaamsdelen. En we konden het vreselijke geschreeuw van de slachtoffers horen."
Schmitz, M. Vrouwenraad. 2001
http://www.cmo.nl/pdw/pdf/bob_kinderenenoorlog_sam_gs.pdf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten